Elke kant bevat twee tracks die nu eens in een rustige en vloeiende beweging tot stand komen, en dan weer met een iets brutere aanpak in elkaar gesmolten worden. Het album is een mooie weergave van waar R.O.T. tegenwoordig als groep voor staat. R.O.T. speelt geen uitgedokterde klankpoezie, maar spontane improvisatie waarbij “toeval” graag als een extra groepslid wordt aanzien. Een lome bas drijft zijn weg door akoestische drones, dan gaat plots een wekker af, om toch weer terug te keren naar een bijna-stilte en laidback noise. R.O.T. staat voor een originele aanpak van geluidsbronnen en een continu zoeken naar het moment. Kant A werd opgenomen in een leegstaand administratief centrum te Brussel. Het pand was zes maanden in handen van een kunstenaarscollectief die het project doopten als L’écurie (‘de stal’). Drie dagen lang, tot in de vroege uurtjes, improviseerde R.O.T. er in de stofferige oude eetzaal. Kant B werd vastgelegd gedurende improvisatiesessies in een oude paardenstal van de Ferme du Bièreau (te Louvain-La-Neuve). Ook hier is dus de term “L’écurie van toepassing. Deze voormalige boerderij staat bekend als een vrijplaats voor kunstenaars en muzikanten.